Aart van Meerkerk (1890-1975)
Aart van Meerkerk werd geboren op 15 december 1890 in Streefkerk als dertiende en een na jongste kind van Arie van Meerkerk (1840-1892). Voor zijn moeder Maria Maaike Vonk (1849-1936) was hij het achtste kind van Arie van Meerkerk omdat Arie hertrouwd was na het overlijden van zijn eerste vrouw.
Arie van Meerkerk verdronk in een poldersloot tijdens het varen met een schouw toen Aart nog geen twee jaar oud was. Hij werd door alleen zijn moeder opgevoed. Om wat bij te verdienen, verkocht zijn moeder bij festiviteiten koeken vanuit een kruiwagen.
Aart kon goed meekomen op school en de bovenmeester vond het jammer dat hij niet verder kon leren na de lagere school. Daarom gaf hij Aart belangeloos bijles.
Aart moest al jong gaan werken en kwam bij de firma Gelderblom in Streefkerk als rietarbeider. Dit was zwaar werk waarbij met grote bossen riet gesjouwd moest worden.
Gelukkig had mevrouw Gelderblom niet veel zin om te koken en daarom mocht Aart dit doen. Ook later heeft Aart meestal gekookt toen hij getrouwd was. Hij vond dat zijn vrouw veel te flauw kookte en gooide dan flink wat zout in het eten.
Omdat hij vrij kort van lengte is, wordt hij "den kleinen Aart" genoemd.
Een goede vriend van Aart was Cornelis van der Velde (geboren 24 februari 1891 in Streefkerk):
Omdat Aarts halfbroer Hermanus van Meerkerk (1867-1932) al vrijwillig als soldaat naar Nederlands-Indië was geweest, hoefde Aart aanvankelijk niet in dienst. In de Eerste Wereldoorlog werd hij echter toch in 1916 opgeroepen bij de Landstorm.
Op de dag dat hij vertrok, lagen in Streefkerk op de steiger aan de Lek de eerste kolen voor de distributie (uit de overlevering is niet meer op te maken of het om steenkolen of de groente kool ging). Ook in de Eerste Wereldoorlog is er in Nederland distributie geweest.
Aart moest zich melden bij het barakkenkamp "De Vlasakkers" in Amersfoort.
Vandaar moest hij met volle bepakking naar Den Bosch lopen. Omdat de Spaanse Griep was uitgebroken, vielen er nu en dan metgezellen van hem om. Zelf liep Aart alleen een longontsteking op. Als hij in latere jaren werd doorgelicht, bleef het plekje van de longontsteking steeds zichtbaar op de Röntgenfoto’s.
Een van zijn taken bij de Landstorm in de Harskamp was bewaking. Op een dag wilde een groep beroepssporters die daar was gelegerd, het kamp ontvluchten maar Aart heeft hen met zijn geweer tegengehouden. Het was hierbij niet nodig om te schieten, wat goed uitkwam omdat er zuinig met kogels moest worden omgegaan.
Op een andere dag kreeg hij het strikte bevel om niemand bij de poort naar binnen te laten.
Na verloop van tijd kwam er een hoge militair aan de poort die op hoge toon toegang vroeg. Aart hield de man onverstoorbaar tegen en liet hem, ook na aandringen, niet binnen.
Enige dagen later kreeg hij een compliment dat hij zich correct aan de orders had gehouden.
Bij de Landstorm werd hij ook ondergebracht in Amsterdam waar Aart in contact kwam met het stadsleven. Toen ze in 1917 door Amsterdam marcheerden, riep een boze vrouw tegen hem "Jullie eten onze aardappelen op". Het was de tijd van het Aardappeloproer in de Jordaan. Inderdaad lag er in de Prinsengracht een schip met aardappelen bestemd voor het leger terwijl er verder geen aardappelen meer waren te krijgen.
Later kon Aart zijn positie verbeteren door te gaan werken in Kinderdijk bij de firma Diepeveen, Lels en Smit als metaalbewerker. Hiervoor moest hij aanvankelijk de afstand van Streefkerk naar Kinderdijk lopen. Dit was circa 8,5 km enkele reis!
Als gevolg van het onaangename karakter van de directeur van deze firma, Albert van den Haspel, vertrok hij al na een jaar naar de scheepswerf J&K Smit.
Hier bediende hij een steekbank waarmee schroefassen van schepen zeer nauwkeurig worden bewerkt:
Van zijn werkplek in de fabriek is een olieverfschilderij gemaakt dat zich nog steeds in de familie bevindt. Het is gemaakt door H.J.A. Bron, destijds bedrijfsleider van J. & K. Smit's Machinefabrieken N.V. te Kinderdijk. Aart kreeg het schilderij aangeboden ter gelegenheid van zijn afscheid van het bedrijf op 31 december 1955. De heer Bron had het schilderij buiten medeweten van Aart gemaakt. Op het schilderij staat hij aan dezelfde steekbank als op de foto hierboven maar in een andere positie (klik op de afbeelding om te vergroten):
Aart, bij wie de coöperatieve gedachte heel sterk leefde, was commissaris van de Coöperatieve Brandstoffenvereniging "Draagt elkanders lasten" aan Lekdijk 456 (buitendijks) in Nieuw-Lekkerland. Opmerkelijk aan de vereniging was dat deze opgericht was door arbeiders (en niet door de notabelen van het dorp) en er ook alleen maar arbeiders in het bestuur zaten.
De oprichters in 1934 waren
- Simon Anthonie (Siem) van den Oever, ijzerwerker;
- Adrianus (Janus) Ouweneel, draaier;
- Aart van Meerkerk, draaier.
Overigens bestond er al vanaf 1904 in Nieuw-Lekkerland een coöperatieve steenkolenvereniging die was aangegaan voor een periode van 30 jaren. Vermoedelijk was het in 1934 dus nodig om de vereniging opnieuw formeel op te richten.
De statuten van de vereniging zijn hieronder te downloaden.
De vereniging werd meestal de “kolenvereniging” genoemd omdat er voornamelijk steenkolen en cokes verkocht werd. De gedachte was dat er binnen een coöperatie minder kans was op knoeien met de gewichten en dat de eventuele winst ten goede kon komen aan de aangesloten leden. Nadeel voor sommige klanten was wel dat er niet op de pof gekocht kon worden.
De gedachte voor coöperaties kwam uit Engeland. Veel Nieuw-Lekkerlanders vonden het toch maar een rode organisatie ondanks het feit dat er alleen christelijke arbeiders in het bestuur zaten en geen socialisten. Daarom werd Aart van Meerkerk door de mensen in Nieuw-Lekkerland ten onrechte ook wel "den rooien Aart" genoemd.
Adrianus (Janus) Ouweneel (1889-1973), zoon van Evert Ouweneel (1851-1930), was boekhouder van de coöperatie.
Aart was ook een overtuigd voorstander van het bestaan van vakbonden. Daarom werd hij op 28-jarige leeftijd lid van de Christelijke Metaalbewerkers Bond (CMB) en bleef dit zijn hele leven. Toen hij 40 jaar lid was, kreeg hij als aandenken een Delfts blauw bord:
Toen hij 50 jaar lid was, kreeg hij een gouden speld met lauwertak waarvan onderstaande oorkonde getuigt.
Aart ontmoette zijn vrouw Dirkje Dina Molenaar (1897-1988) bij een gezin in Streefkerk waar ze beiden vaak op bezoek kwamen. Dirkje Dina was de kleindochter van meestertimmerman Bastiaan Molenaar uit Streefkerk. Zij trouwden op 11 mei 1922 in Streefkerk en gingen daar ook wonen. Hun eerste kind (zoon Arie) werd er geboren op 23 maart 1923. In 1924 verhuisden ze naar een afbraakwoning in Nieuw-Lekkerland, maar wel veel dichter bij het werk van Aart. Na korte tijd konden ze verhuizen naar een betere arbeiderswoning, Middelweg 11 in Nieuw-Lekkerland. Daar werd op 27 september 1925 hun dochter Christina Hendrica geboren. Ook in de crisisjaren behield Aart zijn baan als metaalbewerker. Hieraan zal zeker hebben bijgedragen dat hij zijn werk serieus opvatte.
Naar verhouding had Nieuw-Lekkerland weinig te lijden in de Tweede Wereldoorlog. Wel waren er ook hier in de Hongerwinter grote voedseltekorten. Aart van Meerkerk had wel een volkstuin, maar er was de kans dat de opbrengst 's nachts van het land werd gestolen. Gelukkig gebeurde dat bij hem niet. Om aan brandstof te komen, zaagde Aart bomen om.
Omdat hij in dienst was bij een scheepswerf die voor de Duitse Kriegsmarine werkte, was hij vrijgesteld van werk in Duitsland. Als stil protest tegen Hitler had hij wel zijn snor afgeschoren.
Zijn vrouw Dirkje Dina Molenaar en zijn dochter Christina Hendrica van Meerkerk moesten hongertochten maken naar het oosten van het land, waar ze in Rumpt aan de Linge goed ontvangen werden en waar ze waardevolle zaken konden ruilen voor eten en ook konden blijven slapen.
Op 11 mei 1947 vierde hij met Dirkje Dina zijn 25-jarig huwelijk. In de sobere tijd kort na de oorlog was dat gewoon in de eigen eenvoudige arbeiderswoning en de foto's werden in de achtertuin gemaakt.
Na zijn pensioen heeft Aart nog heel wat jaren van zijn vrije tijd kunnen genieten. Achter het huis had hij een grote schuur, waar met hout en metalen werd geknutseld.
Zo heeft hij eens voor de kleinkinderen een mooi duivenhok in elkaar getimmerd waarvan de binnenkant op de ouderwetse manier werd bestreken met witkalk, terwijl het dak werd geïmpregneerd met echte lijnzaadolie.
Ook had hij twee konijnen die leefden van het snijafval uit de keuken en die door Aart jaarlijks voor de kerst eigenhandig werden geslacht. In die tijd waren huisdieren nog geen volwaardig gezinslid.
Met veel plezier bewerkte hij zijn groententuin, maar toen een van de kleinkinderen een steen had gegooid door een raam van de broeikas (echt per ongeluk) was hij wel even behoorlijk boos.
Als gereedschap gebruikte hij nog de sikkel en de zeis, die hij zelf regelmatig sleep. Hierdoor waren wij als kleinkinderen nog de getuigen van de nadagen van deze gereedschappen in Nederland. En we begrepen zo de betekenis van het communistische symbool van de hamer en sikkel door eigen waarneming.
Aart bespaarde al energie "avant la lettre", want als hij 's ochtends vroeg in het donker alleen bezig was in de keuken, bestond de verlichting uit een fietslampje aangesloten op een beltrafo. Zelfs een tegenwoordige LED-lamp kan daar niet tegenop!
In 1975 is hij op 84-jarige leeftijd aan een hartaanval overleden. Zou deze doodsoorzaak nog te maken kunnen hebben gehad met zijn overmatig gebruik van zout in de keuken?
Aad van Meerkerk
Voorschoten, 3 april 2019.